In het uiterste noorden van Japan, waar de winter met stoïcijnse vastberadenheid de greep verstevigt en de vulkanische adem als een lang verbannen geest door de aarde opstijgt, ligt Hokkaido – een plek waar tegenstellingen zich in harmonie nestelen. Het is hier, genesteld in de dampende plooien van Jigokudani – letterlijk 'Helvallei' – dat Hokkaido een van zijn meest viscerale waarheden onthult: schoonheid, in haar puurste vorm, komt vaak voort uit de diepten van vuur en steen.
Deze plek fluistert zijn aanwezigheid niet. Hij kondigt zichzelf aan. Lang voordat de eerste stoompluim in zicht komt, ruik je hem al – een scherpe zwavellucht die de lucht in kringelt, scherp genoeg om je keel dicht te snoeren, maar onmiskenbaar in zijn oorsprong. Voor sommigen onaangenaam. Voor anderen bedwelmend. Een voorbode van wat komen gaat.
Jigokudani, gelegen aan de rand van het stadje Noboribetsu, is een geothermisch bassin, uitgehouwen door vulkanische activiteit gedurende millennia. Het land hier leeft. Je voelt het onder je voeten – de manier waarop de vlonders kraken en bewegen boven de pulserende, drassige grond; de manier waarop stoom kringelt en vervliegt als iets halfbewusts. Het is niet moeilijk te begrijpen waar deze vallei zijn onheilspellende bijnaam aan te danken heeft. Grote kliffen, geel en okerkleurig gekleurd door mineralen die naar de oppervlakte zijn gebracht, omzomen een landschap dat bruist en uitademt.
Warmwaterbronnen sissen. Modderpotten gorgelen. Ventilatieopeningen laten gloeiende stoom ontsnappen in plotselinge, bijna agressieve uitbarstingen. Het voelt elementair. Niet echt gevaarlijk, maar ook niet passief. Er is hier beweging, hitte, vastberadenheid. En toch klampt de vegetatie – varens, grassen, wilde bloemen in de warmere maanden – zich vast aan het leven aan de randen en verzacht de scherpte van de steen met groene draden.
Elke stap over de kronkelende paden van de vallei onthult een ander stukje karakter. Geen weids uitzicht, maar kleine momenten: de schittering van zonlicht op een zwavelpoel, de echo van voetstappen op de houten planken, de manier waarop een windvlaag stoom tot een tijdelijke sluier buigt voordat hij weer verdwijnt.
Ondanks de grimmige aanblik is dit een plek waar mensen naartoe komen om genezen te worden.
Het water dat in Jigokudani uit de aarde opwelt, is rijk aan mineralen: ijzer, zwavel en natriumbicarbonaat. In het onsenstadje Noboribetsu worden deze elementen niet in flessen of merkproducten verkocht, maar gewoon in stomende buitenbaden gezogen waar zowel de lokale bevolking als toeristen in stilte badderen. Het melkwitte water, op natuurlijke wijze verwarmd tot temperaturen die het menselijk lichaam nauwelijks kan weerstaan, dringt door in de huid en spieren en verzacht pijn met eeuwenoude efficiëntie. Het is geen mythe. De samenstelling van de mineralen is onderzocht. Het werkt.
Maar meer dan dat, het voelt eeuwenoud. Je stapt in bad en de lucht is koud, maar het water omhult je als een tweede huid. De wereld buiten – de telefoon, de agenda, het lawaai – vervaagt tot achtergrondruis. Je zit stil. Je ademt. En ergens in het ritme van stoom en hartslag, komt er iets vanbinnen los.
Boven de vallei zoemt het bos zachtjes. Kraaien vliegen over. Stoom stijgt op in lange, langzame ademtochten uit openingen in de rots. De natuur geneest niet met ceremonie. Ze biedt gewoon de ruimte.
Jigokudani is meer dan alleen de vallei. Paden vertakken zich en klimmen langzaam omhoog de omliggende heuvels en bossen in. Deze paden, vaak vochtig van de mist en omzoomd met met mos bedekte rotsen, leiden naar stilteplekken. Bij Oyunumagawa vormt warm geothermisch water een ondiepe rivier, perfect om vermoeide voeten in te laten weken. Het water, theebruin gekleurd door mineralen, stroomt langzaam en gestaag. Het is een rustige plek, waar je de lokale bevolking nog lang na zonsondergang zult zien rondhangen.
Niet ver daarvandaan ligt Oyunuma Pond, een zwavelmeer waarvan het oppervlak stoomt in de vroege ochtendkou. Het gloeit zacht, griezelig blauw onder de waas, alsof het van binnenuit verlicht wordt. Het zijn misschien geen ansichtkaartwaardige plekjes. Maar ze blijven je bij. Ze herbergen een soort stilte die niet te creëren is.
Voor wie context zoekt – namen voor de stenen, tijdlijnen voor de bergkammen – worden er begeleide wandelingen aangeboden. Lokale geologen en historici vertellen openhartig over het vulkanische hart dat onder de vallei klopt, over de reeks uitbarstingen die het land hebben gevormd, en over de culturele rituelen die met de bronnen verbonden zijn. Het is wetenschap, ja, maar ook een verhaal. En een verhaal, vooral op een plek als deze, geeft elke stap diepgang.
Loop door Noboribetsu en je zult ze zien: oni – Japanse demonen – gegoten in steen of gebeeldhouwd in hout. Ze bewaken poorten, versieren uithangborden en glimlachen zelfs ondeugend vanaf bushaltes. Het zijn hier geen schurken. Het zijn beschermers. Volgens een lokale legende leven deze wezens in de vallei, verantwoordelijk voor de vurige uitbarstingen en zwavelachtige geuren.
Het is een mythe die verweven is met het dagelijks leven. Kinderen leren de verhalen op school. Onsenresorts vernoemen baden naar de oni. In de herfst verlicht een festival de stad, compleet met gekostumeerde optochten en brandende fakkels.
Er loopt een culturele draad door Jigokudani die het geothermische schouwspel in iets ouders, iets menselijks, plaatst. Het is niet genoeg om naar de dampende aarde te kijken en je erover te verwonderen. Je moet begrijpen hoe mensen ernaast hebben geleefd, er bang voor waren en er ontzag voor hadden. De kracht van de vallei schuilt niet alleen in wat ze is, maar ook in hoe ze degenen die haar hebben leren kennen, heeft gevormd.
Geen enkele ervaring op Hokkaido is compleet zonder eten, en ook de geothermische bronnen zijn hier te vinden – niet alleen qua temperatuur, maar ook qua techniek. Onsen tamago, eieren die langzaam gegaard worden in warm bronwater, staan op bijna elk menu. Hun textuur is zacht en zijdezacht – meer vla dan ei – en ze worden vaak geserveerd met een scheutje sojasaus en een snufje lente-ui. Het is simpel. Eerlijk. Heerlijk.
In restaurants in de buurt vind je rijke Noboribetsu-ramen, verrijkt met miso en knoflook. Sneeuwkrab en sint-jakobsschelpen, afkomstig uit de koude kustwateren van Hokkaido, worden boven open vuur gegrild. Het eten heeft een gewortelde oorsprong: ingrediënten uit de regio, bereid op een manier die hun karakter respecteert.
Voedsel, net als water, heeft een manier om ons met de plek te verbinden. En hier proeft elke hap naar aarde, warmte en geduld.
Jigokudani is niet uniek in de wereld. Er zijn geothermische valleien in IJsland, in Yellowstone, in Nieuw-Zeeland. Maar deze vallei heeft iets bijzonders: de schaal, de subtiliteit, de intimiteit. Je staat hier niet in de verte te staren. Je hurkt naast een dampende opening en kijkt toe hoe condensdruppels op je cameralens vallen. Je fotografeert het niet, je absorbeert het eerder.
En als je weggaat, blijft de zwavel in je kleren en in je haar hangen. Het blijft bij je, of je dat nu wilt of niet.
Zo werkt deze plek. Ze komt stilletjes binnen. Via je voetzolen. Via de stilte van de mist. Via de adem die je inademt wanneer het warme water je huid raakt.
En misschien is dat wel genoeg. Geen dramatische finale. Geen explosieve catharsis. Alleen het geleidelijke besef dat de aarde leeft – en soms, als je geluk hebt, spreekt ze.