Gdansk is een Poolse stad aan de Baltische kust die dienst doet als de hoofdstad van het woiwodschap Pommeren, de belangrijkste zeehaven van Polen, en het middelpunt van het op drie na grootste stedelijke gebied van het land.
De stad ligt aan de zuidkant van de Baai van Gdansk (van de Oostzee), in een agglomeratie met de stad Gdynia, het kuuroord Sopot en voorstedelijke dorpen, die samen de Tricity (Trójmiasto) vormen, met een bevolking van ongeveer 1.4 miljoen mensen. Gdansk heeft 460,427 inwoners (stand december 2012) en is daarmee de grootste stad in de regio Pommeren in Noord-Polen.
Gdansk is de hoofdstad van Gdansk-Pommeren en de grootste stad van Kasjoebië. De geschiedenis van de stad is ingewikkeld, met periodes van Pools gezag, Pruisisch-Duitse overheersing en periodes van autonomie of zelfbestuur als een 'vrije stad'. De vrije stad Danzig stond tussen de twee oorlogen in een douane-unie met Polen en lag tussen Duits Oost-Pruisen en de zogenaamde Poolse Corridor.
Gdansk ligt aan de monding van de Motawa-rivier, die aansluit op de Leniwka, een tak in de delta van de aangrenzende rivier de Vistula, die 60% van Polen afvoert en Gdansk met Warschau verbindt. Gdansk is samen met de naburige haven van Gdynia een belangrijk industrieel centrum. Het was een belangrijke haven- en scheepsbouwstad in de late Middeleeuwen en een lid van de Hanze in de 14e en 15e eeuw.
Gdansk was de oorsprong van de Solidariteitsbeweging, die hielp een einde te maken aan het communistische bewind in Polen en vijf eeuwen later de ineenstorting van het Oostblok, de val van de Berlijnse Muur en het uiteenvallen van de Sovjet-Unie veroorzaakte.