Kasteel Spiš: een ruïne in de lucht
Kasteel Spiš, gelegen op een kalksteenplateau nabij Levoča, strekt zich bijna 600 meter uit van top tot teen en behoort tot de grootste kasteelruïnes van Centraal-Europa. Terwijl u het oneffen pad beklimt – stenen die door eeuwenlange passage glad zijn gemaakt – opent zich een volledig panorama: groene heuvels die in de verte glooien, kerktorens die als uitroeptekens oprijzen en het verre silhouet van de Hoge Tatra. Achter u doemen de skeletresten van versterkte torens op, hun lege ramen staren naar de wind.
Binnen die muren betreed je waar ooit ridders marcheerden, patrouilles die echoden van stenen steegjes. Stel je flikkerend fakkellicht voor langs diezelfde gangen, echoënd met het geklik van harnassen. In de 12e eeuw diende Spiš als koninklijke zetel en bolwerk tegen invallen; later viel het in handen van magnaten wier rijkdom sierlijke kapellen en weelderige zalen financierde. Oorlogvoering en verwaarlozing maakten een groot deel ervan in de 18e eeuw tot een ruïne. Maar in plaats van te treuren om het verval, voel je de kracht ervan in de texturen: ruwe kalkstenen muren, de diepe gleuf waar ooit een ophaalbrug stond, ijzeren ringen getekend door touwen waarmee gevangenen werden vastgebonden.
Sta even stil bij de kasteelkapel, waarvan de slanke ramen de vallei daarachter omlijsten. Wanneer het late middaglicht door de stenen schijnt, lijkt het gesteente te gloeien, draagt de lucht een vleugje wierookrook met zich mee en kun je bijna een fragment van een eeuwenoude psalm opvangen. Hier kunnen schouders, onbelast door moderne haast, het gewicht voelen van levens die in dienst en verdediging zijn geleefd.
Beck's Castle: De laatste wachttoren
Verder naar het zuiden, langs de rivier de Váh, ligt het kasteel van Beckov op een 50 meter hoge klif, alsof het rechtstreeks uit de rots is gehouwen. Om er te komen moet je een steile klim maken door het bos, waar de geur van dennen zich vermengt met vochtige bladeren. Bovenaan de gevel van het kasteel, hoewel gedeeltelijk ingestort, is nog steeds de ronde donjon te zien die ooit onneembaar was tegen Hussietenlegers.
Binnen de muren herbergt een klein museum fragmenten van middeleeuws aardewerk, verroeste pijlpunten en een verguld reliek, elk een aanwijzing over de mensen die hier leefden en stierven. Je pakt een eeuwenoude maliënkolder vast en voelt het koude ijzer in je handpalm branden – zo tastbaar, zo direct. Vanaf de kantelen dwaalt het uitzicht af naar weilanden waar kuddes grazen onder heuvels die oprijzen als slapende reuzen. Het is gemakkelijk te begrijpen waarom deze plek wegen domineerde: elke reiziger die door Noordwest-Slowakije reisde, wist dat hij onder Beckovs blik was gepasseerd.
Wanneer de wind aantrekt, draagt hij een zwak gebrul van de rivier beneden met zich mee, wat je eraan herinnert dat de natuur en de mens al lang over deze bergkam strijden. Maar nu heerst er stilte. Alleen de vogels cirkelen boven je hoofd, en je sluipt langs de afbrokkelende stenen, je bewust van elke echo.
Kasteel Orava: waar legendes zich roeren
Als je het steile pad beklimt naar Kasteel Orava, hoog boven de rivier de Orava, vlakbij de Poolse grens, word je overweldigd door het sprookjesachtige silhouet: hoge torens, scherpe spitsen en muren die rechtstreeks uit de rand van de klif lijken te komen. Orava, gebouwd in de 13e eeuw om Tataarse invallen te voorkomen, werd later de zetel van adellijke families die hun fortuin verdienden met hout, zout en landbouwinkomsten uit de valleien beneden.
Stap het noordelijke bastion binnen en je komt in de statige vertrekken: sierlijke open haarden met heraldische beesten erin verwerkt, glas-in-loodramen die de middagzon weerkaatsen in poelen van kleur. Hier en daar zijn beschilderde gotische gewelven bewaard gebleven, versierd met wijnranken en religieuze taferelen. In de kerker kijken smalle ramen als waakzame ogen uit op de rivier – een ironische herinnering aan hoe gevangenbewaarders hun gevangenen bewaakten.
De meest bewaarde legende van het kasteel gaat misschien wel over een witte dame, die naar verluidt op maanverlichte nachten langs de kantelen verscheen. De lokale bevolking beschrijft een bleke figuur, zwevend tussen de torens, haar neergeslagen ogen verraden verdriet om een verloren liefde. Als de schemering valt, sta je misschien waar ze volgens geruchten zweeft, de rivier beneden kabbelend, en schort je even je ongeloof op, ervan overtuigd dat sommige delen van het verleden niet door louter daglicht kunnen worden overwonnen.