Op het kruispunt van continenten ontvouwt de Bosporus van Istanbul zich als een lint van geschiedenis en schoonheid. De Bosporus, die zich over ongeveer 30 km uitstrekt van de Zwarte Zee tot de Zee van Marmara, is even strategisch als schilderachtig. Op het smalste punt – tussen de middeleeuwse forten Rumeli Hisarı (Europese kant) en Anadolu Hisarı (Aziatische kant) – is de waterweg slechts zo'n 750 meter breed, wat een dramatische omgeving creëert waar stromingen botsen. Beide oevers zijn dichtbebost en bezaaid met dorpen, resorts en elegante villa's. Ottomaanse sultans versterkten deze oevers ooit zwaar – Bayezid I bouwde Anadolu Hisarı in 1390-1391 en Mehmed II Rumeli Hisarı in 1452 – en hun erfenis van grandeur wordt voortgezet in de reeks paleizen die de zeestraat vandaag de dag sieren.
Langs deze beboste oevers vormen historische houten herenhuizen, bekend als yalılar, een ononderbroken "lint van paleizen". Volgens historici telde de Bosporus van Istanbul ooit bijna 600 van dergelijke herenhuizen aan het water. Recente tellingen tonen aan dat er nog zo'n 360 in herkenbare vorm te vinden zijn – waarvan er ongeveer 150 hun oorspronkelijke 18e/19e-eeuwse karakter behouden. Elke yalı ligt direct aan het water – meestal met een eigen boothuis en steiger – zodat het kielzog van een passerende veerboot bijna tot aan de fundering van het herenhuis klotst. Deze paleizen (vaak de "Parels van de Bosporus" genoemd) vormen levende monumenten van Istanbuls Ottomaanse verleden.
De term yalı komt van het Griekse woord yialí ('kust'). In de praktijk duidt het de woningen aan het water aan, die oorspronkelijk uit de 18e tot 20e eeuw dateren en ooit zowel de Aziatische als de Europese oevers 'besprenkelden'. Zoals een reisgids opmerkt: "ooit stonden er bijna 600 van deze magnifieke villa's verspreid langs de Anatolische en Europese kust; nu zijn het er ongeveer 360." Met andere woorden, Ottomaanse edelen en staatslieden bouwden deze statige tweede huizen als zomerverblijf en als sociale tentoonstelling. Tegenwoordig zijn veel ervan gecatalogiseerd als beschermd historisch monument – een expert telde bijvoorbeeld 600 herenhuizen, waarvan er 366 als erfgoed zijn geklasseerd onder de nationale monumentenzorg.
De meeste overgebleven yalılar delen bepaalde kenmerken. Ze waren doorgaans grotendeels gebouwd van uitbundig houtsnijwerk, met brede veranda's en sierlijke dakranden. Opeenvolgende generaties restauraties hebben soms de constructie van hout vervangen door moderne materialen, maar hout blijft het bepalende element van deze huizen. Veel huizen hebben een eclectische architectuur: men ziet traditionele Ottomaanse motieven vermengd met barok, rococo en neoklassieke stijlen. (Een opmerkelijk aantal is zelfs ontworpen door de beroemde Balyan-familie van hofarchitecten uit Istanbul.) In feite is elk landhuis een Oost-West-hybride onder één dak. Grote paleizen zoals Dolmabahçe of Beylerbeyi roepen Europese grandeur op met balzalen en kroonluchters, terwijl kleinere yalılar vaak aanvoelen als romantische Ottomaanse paviljoens.
De rang van de eigenaren werd historisch gezien zelfs door middel van verf aangegeven. In de laat-Ottomaanse praktijk werden de villa's van staatsfunctionarissen in okerrood geschilderd, de herenhuizen van moslimfamilies in pastelwit of -groen, en die van niet-islamitische families in grijs en bruin. Reizigers uit de 19e eeuw merkten deze strikte kleurcode op: bordeauxrode of leistenen huizen aan de kust gaven direct de status of religie van de eigenaar weer. Ook de interieurs waren gecompartimenteerd: elk herenhuis had een selamlık (openbare ontvangstruimte voor gasten en mannen) en een haremlik (privévertrekken voor het gezin). Vertrekken van bedienden, stallen, boothuizen en zelfs "maanlichtprieeltjes" waren veelvoorkomende aanhangsels. (Volgens de lokale overlevering had Dolmabahçe ooit een uitschuifbare pier, zodat sultans per jacht konden komen.) Om ongelukken te voorkomen, staan op veel landhuizen nog steeds inscripties als “Ya Hafız” of andere, brandwerende inscripties – een weerspiegeling van hoe kwetsbaar deze houten schatten waren.
Het leven in een yalı kon net zo kosmopolitisch zijn als het rijk zelf. Een 19e-eeuwse schrijver, Abdulhak Şinasi, vergeleek een herenhuis aan de Bosporus ooit met een "Ottomaanse microkosmos" – in één huishouden telde hij een Circassische kinderjuffrouw, een Griekse bediende, een Armeense ayvaz (lakei), een Abessijnse eunuch en een Albanese tuinman, allemaal werkzaam onder één dak. De schippers, koks en muzikanten waren eveneens multi-etnisch. In feite was elk paleis een kleine wereld, die de diversiteit van het rijk aan zijn oevers weerspiegelde.